AA Home > Alle 50 staten > Minnesota
De geschiedenis van Minnesota
De geschiedenis van Minnesota is te verdelen in de periode voordat de Franse bonthandelaren het gebied ontdekten, de periode van steeds verdergaande kolonialisatie door de immigranten leidend tot de vorming van de staat Minnesota, en tenslotte de periode van snelle industriële ontwikkeling, gedreven door de immigratie van honderdduizenden Europeanen.
Eeuwenlang moet Minnesota, het Dakotawoord voor het water waarin de hemel zich weerspiegelt een paradijs zijn geweest voor de beperkte bevolking van inheemse indianen zoals de Chippewa en de Dakota, ook wel Sioux genoemd. Deze volkeren hielden zich bezig met de jacht en de oogst van wilde rijst. Over het tijdstip waarop de eerste Europeanen aankwamen in het gebied bestaan verschillende meningen.
De mogelijke ontdekking van Minnesota door Scandinavische vikings zou in het jaar 1362 kunnen zijn. Rond het jaar 1900 vindt boer Olof Ohman tijdens zijn werk op zijn akker in Kensington een steen met inscripties, mogelijk gemaakt door vikingen. De tekst op de steen zou bewijzen dat Viking-ontdekkingsreizigers zich in 1362 in Minnesota bevonden. Tot op de dag van vandaag is deze ontdekking een bron van discussie en niet algemeen geaccepteerd.
De Franse bonthandelaren Pierre Radisson en Sieur de Groseilliers ontdekten het gebied rond het jaar 1660. Deze avonturiers, ook wel voyageurs genoemd, reisden over de vele rivieren en meren in grote van berk gemaakte kanos, en handelden in goederen en pelzen. De meeste bronnen gaan ervan uit dat Radisson en De Groseilliers voornamelijk de westzijde van Lake Superior verkenden.
Minnesota werd in deze tijd bevolkt door de Dakota-indianen, en meer ten oosten en in het noorden van het gebied leefden de Ojibwa. De blanke voyageurs probeerden de relatie met de Dakota, door de voyageurs ook wel Sioux genoemd, en de Ojibwa te verbeteren.
In de periode 1686-1731 vorderde de kolonialisatie van Minnesota door de Fransen gestaag. Nicholas Perrot claimde in 1689 gedeelten van het gebied voor Frankrijk en bouwde een fort op de oever van Lake Pepin. Andere forten, versterkingen en nederzettingen werden later bijgebouwd, waaronder Isle Pelee in 1695, Fort L. Huillier bij Mankato in 1700 en Fort St. Pierre bij de noordgrens met Canada.
De origine van de Ojibwe-indianen ligt oostelijk van Lake Huron, maar waarschijnlijk werden zij door de kolonialisatie steeds verder naar het westen gedreven, waar zij uiteindelijk de aartsvijanden van de Dakota-indianen werden. Het gebrek aan eendracht tussen de indianenvolkeren leidde tot vele conflicten. In 1745 breekt er een conflict uit in Minnesota waarbij de Ojibwe- (ook wel Chippewa genoemd) en Dakota-indianen slag leverden. De Dakota werden hierbij verdreven naar het zuiden en westen van Minnesota.
De gebieden ten oosten van de Mississippirivier (met uitzondering van New Orleans) en Canada vielen in 1763 in Engelse handen na ondertekening van het verdrag van Parijs, dat het formele einde betekende van de 7-jarige oorlog tussen Spanje, Frankrijk en Engeland. De gebieden in Minnesota ten westen van de Mississippi vielen grotendeels in Spaanse handen ter compensatie van het verlies van Florida.
Na de Amerikaanse Revolutie (1775-1783) werd Minnesota steeds belangrijker als centrum van de bonthandel. Het hoofdkantoor van de North West Company werd in Grand Portage (aan de grens bij Canada langs Lake Superior) gevestigd.
In 1803 kochten de Verenigde Staten van Amerika de gebieden in Minnesota ten westen van de Mississippi van de Fransen, die deze gebieden rond 1800 van de Spanjaarden hadden verkregen.
Tijdens de Oorlog van 1812 kozen de Dakota, Ojibwe en Winnebago-indianen de zijde van de Engelsen tussen Engeland en de Verenigde Staten. In deze oorlog werd de onafhankelijkheid van de Verenigde Staten nogmaals bevestigd en was de rol van de Britten in Amerika zo goed als uitgespeeld. Na de conventie van 1818 met Engeland viel het gebied officieel onder de Amerikaanse vlag.
In 1824 werd een nieuw fort, Fort Snelling genaamd, afgebouwd door kolonel Josiah Snelling, in de omgeving van Minneapolis. Acht jaar later, in 1832, werd de oorsprong van de Mississippirivier ontdekt door Henry Schoolcraft met hulp van de Ojibwagids Ozawindib. De plaats kreeg de naam Lake Itasca.
Tussen 1837 en 1857 nam de kolonisatie van het territorium een snelle vlucht na twee belangrijke verdragen met de Chippewa en de Dakota-indianen, waarbij de Chippewa gebieden rond de St. Croix afstonden en de Dakota de gebieden ten oosten van de Mississippi ook in blanke handen over lieten gaan. Het aantal westerse nederzettingen steeg nu snel en rond 1850 woonden er in Minnesota al ruim 6.000 mensen.
En de kolonisatie ging gewoon door: in 1851 maakten twee verdragen met indianen van nederzettingen in het zuiden van Minnesota mogelijk; in 1854 werd St. Paul officieel een stad; en in 1857 werd de eerste grondwet van de staat Minnesota aangenomen. De staat telde inmiddels ongeveer 150.000 inwoners.
In de zomer van 1862, midden in de Amerikaanse Burgeroorlog, brak de Dakota-oorlog uit, omdat de indianen ontevreden waren over de afgesloten verdragen en hun land terug wilden. Bijna 500 blanke pioniers vinden de dood en 38 indianen worden in Mankato berecht en opgehangen.
In 1878 was Minnesota de graanschuur van Amerika: 69% van al het agrarisch land in Minnosota werd gebruikt voor graanteelt. Deze eenzijdige landbouw deed de grond echter geen goed, en na een aantal catastrofale sprinkhaanplagen besloten de boeren in de jaren daarna om een meer divers aanbouwbeleid te voeren.
In 1883 bracht de Northern Pacific Railroad een spoorverbinding tussen Minnesota en de westkust tot stand, waardoor het land nog aantrekkelijker werd voor de Amerikanen. De staat telde inmiddels meer dan 275000 inwoners.
Het aantal immigranten groeide daarna tot 1955 snel; vooral Scandinaviërs emigreerden naar Minnesota, die in het gebied hun eigen land herkenden. De staat nam een steeds prominentere rol in in de verenigde Staten van Amerika en leverde bijvoorbeeld meer dan 100.000 soldaten voor de Eerste Wereldoorlog. Ook de industrie ontwikkelde zich snel; in de periode 1930-1935 werd Minnesota het centrum van de wereldwijde ijzerertsproduktie, die in 1941 door oorlogsvraag een recordhoogte bereikte. De mijnen in het noorden van Minnesota leverden een record van 84 miljoen ton ijzererts in 1941 en in 1951 leverde de staat 82% van de totale produktie van ijzererts in Amerika.
In 1984, toen de bevolking van de staat al 4 miljoen zielen bedroeg, produceerde Minnesota voor het laatst ijzererts. Het tijdperk waarin de staat een belangrijke ijzerertsproducent was, is voorbij. Vanaf dat moment ging de staat zich meer richten op toerisme, waardoor tegenwoordig meer dan 20 miljoen toeristen per jaar kunnen genieten van de prachtige natuur en cultuur van Minnesota.
Terug naar de Minnesota pagina